De landvoetafdruk – een onderschatting van een groot probleem

Geschreven door Annette van der Waal

De landvoetafdruk – een onderschatting van een groot probleem

Naar aanleiding van een in de Correspondent verschenen artikel “Waarom de ecologische voetafdruk misleidend is” [1] van Jesse Frederik schreef ik eerder over de koolstofvoetafdruk en hoe die het probleem van koolstofuitstoot onderschat.[2] Dit artikel gaat over de landvoetafdruk, het resterende gedeelte van de ecologische voetafdruk, en laat zien dat ook de landvoetafdruk het probleem dat onze consumptie oplevert voor onze planeet en onszelf onderschat. In het katern “De ecologische voetafdruk” vind je uitleg over hoe de voetafdruk is opgebouwd. Ben je hier vertrouwd mee, kun je het katern overslaan.

De ecologische voetafdruk

De ecologische voetafdruk, berekend door het Global Footprint Network, geeft aan hoeveel aardbollen we nodig zouden hebben als iedereen op onze manier zou leven. De oppervlakte die we nodig hebben wordt gedeeld door de oppervlakte die duurzaam kan herstellen. De ecologische voetafdruk is de basis voor de berekening van World Overshoot Day, de dag waarop we zoveel hebben geconsumeerd, als de aarde gedurende dat jaar kan leveren zonder achteruit te gaan. De voetafdruk is op dat moment één. Als we meer consumeren, kan de aarde niet voldoende herstellen en raakt de “voorraadkast” Aarde op termijn op.

De ecologische voetafdruk bestaat uit de grotere koolstofvoetafdruk en de kleinere landvoetafdruk. De koolstofvoetafdruk is het oppervlak aan bos dat nodig zou zijn om al het koolstofdioxide dat we gedurende een jaar uitstoten, weer op te nemen. De landvoetafdruk is het oppervlak aan land dat nodig is voor bijvoorbeeld de productie van voedsel, hout en katoen, maar ook voor bebouwing en infrastructuur.

Koolstofvoetafdruk en landvoetafdruk kunnen elkaar beïnvloeden. De Nederlandse tomaat is een voorbeeld. We produceren veel tomaten per vierkante meter, de landvoetafdruk van de Nederlandse tomaat is dus in verhouding met die van tomaten uit andere landen klein. Maar onze tomaten groeien in kassen, aangezien ons klimaat zich niet leent voor teelt van tomaten in volle grond. Kassen verbruiken veel aardgas, vooral voor verwarming. In 2022 was de CO2-uitstoot van de Nederlandse glastuinbouw ruim de helft van de Nederlandse luchtvaartsector.[3] Een kleine landvoetafdruk kan dus een grote koolstofvoetafdruk tot gevolg hebben. Toch gaat dit artikel alleen over de landvoetafdruk.

Jesse Frederik stelt in zijn eerder genoemde artikel dat de gemiddelde Nederlander maar 6.200 vierkante meter aan grond nodig heeft voor al zijn consumptie en daarmee ongeveer 10 keer minder dan het Global Footprint Network doet voorkomen. Frederik vervolgt dat we 5 procent minder grond nodig zouden hebben, als iedereen op aarde de Nederlandse levenswijze zou overnemen. Als het Global Footprint Network de voetafdruk een factor 10 te hoog inschat, doet dat twijfelen aan de geloofwaardigheid van de milieubeweging en biedt geruststelling.

Helaas klopt het ogenschijnlijke verschil tussen de voetafdruk-berekening die Jesse aanhaalt en de berekening van het Global Footprint Network niet, maar komt voort uit fouten in het betoog van Jesse Frederik.[4] Hij vergelijkt appels met peren. Na correctie van de fouten blijkt dat de landvoetafdruk van het Global Footprint Network nog maar 3,7 keer groter is. De totale voetafdruk verschilt zelfs alleen nog om een factor 1,5. Dit klinkt meteen heel wat minder indrukwekkend dan de factor 10. Als we rekenen met een factor 1,5 kleinere voetafdruk, zouden we nog steeds 2,8 aardbollen nodig hebben als iedereen zou leven als de gemiddelde Nederlander. Dit is meer dan het  wereldgemiddelde van 1,7[5] aardbollenen zit ruim boven de éne aardbol die onze planeet aankan. Mocht je twijfels hebben of mijn berekening wel klopt, lees het katern “Appels vergelijken met peren”. Anders kun je dit overslaan.

Appels vergelijken met peren

Jesse Frederik haalt de lagere voetafdruk van 6.200 vierkante meter uit het Compendium voor de Leefomgeving.[6] In het Compendium wordt duidelijk dat koolstofopslag niet meetelt bij de berekening van de 6.200 vierkante meter, maar alleen de landvoetafdruk. Bij de berekening van de voetafdruk van het Global Footprint Network telt koolstofopslag wel mee. De totale voetafdruk komt hier uit op 62.000 vierkante meter.  De landvoetafdruk uit het Compendium vergelijken met de totale voetafdruk van het Global Footprint Network is appels vergelijken met peren. Aangezien koolstofopslag met 36.100 vierkante meter het zwaarst meetelt bij de berekening van de  62.000 vierkante meter, is koolstofopslag als onderdeel van de berekening van de voetafdruk zeker niet te ignoreren. Willen we het desondanks alleen over de landvoetafdruk hebben, dan moeten we koolstofopslag ook bij de berekening van het Global Footprint Network buiten beschouwing laten. De factor tussen de twee landvoetafdruk-berekeningen is dan maar 4,2 in plaats van 10.

Een tweede fout is dat Jesse Frederik rekent met 6,200 vierkante meter, terwijl dit het cijfer is voor de landvoetafdruk in 2019. In het Compendium is sprake van ruim 7.000 vierkante meter grondgebruik in 2021. De landvoetafdruk is namelijk sinds 2013 weer aan het stijgen, met een sterke toename sinds 2019. Bij de voetafdruk van het Global Footprint Network kijkt Jesse wel naar het hogere grondgebruik in 2021. Weer worden appels met peren vergeleken. Rekenen wij consistent met de cijfers uit 2021, daalt de factor tussen de twee voetafdruk-berekeningen nog verder, van 4,2 naar 3,7.

Als we bij de berekening van de totale voetafdruk de lagere landvoetafdruk van het Compendium gebruiken, blijkt dat we 2,8 aardbollen nodig hebben voor onze consumptie per Nederlander. Dit is een factor 1,5 lager dan de 4,1 van het Global Footprint Network.

Dat twee verschillende methodes om de landvoetafdruk te bereken tot verschillende resultaten kunnen leiden, komt voornamelijk omdat het Global Footprint Network gebruik maakt van mondiaal gemiddelde landbouwopbrengsten, terwijl het Compendium voor de Leefomgeving daadwerkelijke landbouwopbrengsten aanhoudt. Volgens het Compendium zou ons beslag op landbouwgronden ongeveer 3 maal zo hoog zijn als ons voedsel zou worden geproduceerd met mondiaal gemiddelde landbouwopbrengsten. Dit is redelijk in lijn met de 3,7 (zie boven). Maar is het wel eerlijk om met daadwerkelijke landbouwopbrengsten te rekenen?

Het is eerlijker om te kijken naar gemiddelde opbrengsten

Terwijl de voetafdrukberekeningen van het Compendium dienen als input voor Nederlandse beleidsmakers en om de impact van het beleid te kunnen monitoren, dienen de voetafdrukberekeningen van het Global Footprint Network als instrument voor bewustwording voor wereldburgers met als doel dat zij de Aarde goed beheren. Met oog op dit verschil, is het niet zo gek dat verschillende methodes worden gehanteerd om landbouwopbrengsten te berekenen.

Niet elk land leent zich even goed voor de productie van elk product. Nederland leent zich bijvoorbeeld niet voor de productie van rijst of bananen. Omdat we een rijk land zijn, kunnen we producten die we niet of niet voldoende goed kunnen produceren, gewoon importeren. Van onze voedselconsumptievoetafdruk ligt circa 26 procent in Nederland, 42 procent in de rest van de EU en 32 procent buiten Europa.[7]Als we rekenen metdaadwerkelijke landbouwopbrengsten, dan rekenen we voor rijst en bananen met de landbouwopbrengst in de landen waar we onze rijst en bananen vandaan halen. Dat zijn landen waar de opbrengst hoog is. Landen die minder te besteden hebben, moeten op de wereldmarkt concurreren met rijke landen als Nederland. Lukt dat niet, dan moeten ze het doen met hun eigen landbouwopbrengsten, hoe laag die dan ook zijn. Als wij als wereldburgers een wereldprobleem, de uitbuiting van de Aarde, op een rechtvaardige manier willen oplossen, dan is het eerlijker om te kijken naar gemiddelde opbrengsten. In een rechtvaardige wereld zou onze heel efficiënt verbouwde tomaat immers net zo makkelijk verkrijgbaar zijn in landen als Nigeria en Ghana als cacao uit Nigeria of Ghana verkrijgbaar is in Nederland.

De hogere voetafdruk van het Global Footprint Network leent zich dus beter als instrument voor bewustwording dan die van het Compendium voor de Leefomgeving en het is dan ook beter om hem gewoon te blijven gebruiken.

Maar zelfs de hogere landvoetafdruk onderschat onze impact. Dat komt omdat gevolgen van landgebruik, zoals vervuiling, biodiversiteitsverlies, verstoring van ecosystemen en dierenleed, niet of niet direct terug te zien zijn in de berekening van de voetafdruk. Hierbij komt dat met de berekening van de landvoetafdruk wel onze overconsumptie van hernieuwbare grondstoffen in kaart wordt gebracht, maar niet onze overconsumptie van niet- hernieuwbare grondstoffen, zoals bijvoorbeeld metalen. Deze onvolkomenheden van de berekening van onze landvoetafdruk worden in het vervolg besproken.

Intensieve landbouw gaat gepaard met een hoge milieudruk en een lage biodiversiteit

In Nederland werken we met efficiënte landbouwtechnieken, wat leidt tot een lage landvoetafdruk van onze productie. Maar efficiënte landbouwtechnieken kennen ook hun nadelen. Ze hebben een hoge input van energie, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Naast de input die nodig is voor intensieve landbouw, heeft ook de output gevolgen.

Biodiversiteit is meer dan de olijke weidevogel

Jesse Frederik schrijft in zijn eerder genoemde artikel dat op biologische landbouwgrond meer olijke weidevogels afkomen, maar dat zelfs de meest extensief beheerde landbouwgrond een veel kleinere soortenrijkdom kent dan echte natuur. Voor wie alleen naar de olijke weidevogel kijkt, lijkt dit een kloppend argument. Kunnen we inderdaad beter voor zo intensief mogelijke landbouw gaan om meer ruimte over te houden voor “echte” natuur?

Helaas is lage biodiversiteit op landbouwgrond niet alleen een probleem voor de natuurliefhebber, maar voor ons allemaal. Een voorbeeld is het belang van insecten en vogels bij de bestuiving van gewassen en het bestrijden van plagen. Daarnaast moet ook worden gekeken naar leven onder de grond: bodemdiertjes zijn goed voor 28% van alle diersoorten in Nederland. Ruim 95% van alle individuen leeft in de bodem.[8] Verschillende organismen zijn afhankelijk van elkaar en versterken elkaar in hun vermogen om ecosysteemdiensten te leveren voor de mens.[9] Gezonde bodems slaan CO2 op. Ze zetten stikstof en fosfor om in verbindingen die belangrijk zijn als voedingsstof voor de plant. De juiste hoeveelheid stikstof en fosfor in de bodem zorgt voor biodiversiteit en voorkomt dat stikstof en fosfor uitspoelen en in de “echte” natuur terechtkomen, waar ze kunnen leiden tot verder biodiversiteitsverlies.[10],[11] Als veevoer en kunstmest worden geïmporteerd leidt dat tot een overschot aan stikstof en fosfor in Nederland en een tekort aan stikstof en fosfor in landen van waaruit we importeren, met als gevolg dat ook door de natuurlijke kringlopen worden verstoord. Gezonde bodems zuiveren water en de grond en houden tijdens natte periodes water vast, zodat dit in tijden van droogte beschikbaar is. Omdat ze water goed kunnen vasthouden, zijn ze ook goed bestand tegen erosie. Samen met biodiversiteit raken we dus ecosysteemdiensten kwijt.[12] En de invloed van intensieve landbouw op biodiversiteit reikt hierbij verder dan de grenzen van veld of wei, als “echte” natuur vervuild raakt via lucht of water of als het waterpeil in natuurgebieden daalt.[13]

Intensieve veehouderij zorgt voor dierenleed

Ook dierlijke producten produceren we op een vrij intensieve manier, wat leidt tot ruimte-efficiënte en een per dier in verhouding lagere broeikasgasemissie. Lagere biodiversiteit en overbemesting zijn echter de gevolgen. Ook een gevolg is het enorme dierenleed. In onderstaande afbeelding[14] is te zien dat in Nederland op elk mens ruim 5,5 dieren leven in de veehouderij. Gezien het grote aantal dieren op kleine oppervlakte is er in Nederland gewoon niet voldoende landoppervlak om al deze dieren de ruimte te gunnen die nodig is voor een dierwaardig bestaan. In sommige dunbevolkte regio’s in bijvoorbeeld Noord-Amerika, Latijns-Amerika, Oceanië en Afrika is er wel voldoende ruimte. Dat dieren daar minder intensief worden gehouden, is er mede verantwoordelijk voor dat de landvoetafdruk in deze landen hoger is dan in Nederland.[15] Maar kunnen we er nu trots op zijn dat we veel van onze dieren veroordelen tot een dieronwaardig bestaan?

afbeelding 1

Veehouderij heeft een inherent hoge voetafdruk

Veeteelt heeft een inherent hoge landvoetafdruk, zelfs al staan de dieren dicht op elkaar. Dat komt omdat het dier zelf energie nodig heeft om zich te verwarmen, te bewegen, voedsel te verteren, te leven. Rundvlees levert het grootste probleem op en het verschil met andere producten is nog groter als niet alleen naar de landvoetafdruk, maar ook naar uitstoot van broeikasgassen wordt gekeken. Met betrekking tot broeikasgasuitstoot doet kaas het duidelijk slechter dan kip.[16] In onderstaande grafiek zijn watergebruik en schade zoals boven besproken onder het kopje biodiversiteit niet meegenomen. Ook daar scoren dierlijke producten slecht.

afbeelding 2

Biologische landbouw is geen antwoord op dit probleem. Biologische landbouw zorgt weliswaar voor minder biodiversiteitsverlies, maar het totale aan de Nederlandse voedselproductie gerelateerde landgebruik zou met ruim 40% stijgen, als de productie van alle dierlijke producten biologisch was.[17]Als we biodiversiteitsverlies, vermesting en dierenleed willen voorkomen én onze voetafdruk willen verlagen of op zijn minst stabiel houden, dan moeten we afscheid nemen van intensieve veeteelt en daarnaast minder dierlijke producten produceren. Een volledig biologisch eetpatroon in combinatie met een daling van het gebruik van dierlijk eiwit van 60% van het totale eiwit naar 40% van het totale eiwit zorgt al voor een daling van het landgebruik van 4%. Dan eten we gemiddeld wel 12% minder eiwit. Maar voor veruit de meeste mensen is dat geen probleem: de helft van de volwassenen in Nederland eet gemiddeld op zijn minst 50% meer eiwit dan aanbevolen.[18] Helemaal plantaardig eten hoeft dus niet, maar we moeten onze consumptie van dierlijk eiwit wel matigen en hierbij vooral letten op rund en ook op melkproducten. Vegetarisch eten met veel melkproducten kan slechter uitpakken dan bijvoorbeeld veganistisch eten met nu en dan een stukje kip.

Waarom de landvoetafdruk omhoog gaat

Hout en papier dragen het meest bij aan de Nederlandse voetafdruk. De hieraan verbonden voetafdruk is sinds 2013 met 65% gegroeid. 39% van het hout wordt gebruikt als brandstof, bijvoorbeeld in haarden, kachels en biomassacentrales. De bijzonder sterke stijging sinds 2019 is met name te danken aan de toename van het gebruik van hout als vaste brandstof bij bedrijven.[19]

Biobrandstoffen, zoals biodiesel en bio-ethanol, zijn sinds 2007 langzaam in opkomst. Deze kunnen worden gemaakt uit afvalproducten, zoals oud frituurvet, die vooral uit Azië wordt geïmporteerd, of grondstoffen, zoals palmolie en rietsuiker. Maar afvalproducten zijn beperkt beschikbaar en hebben vaak al andere bestemmingen. In 2021 was het landgebruik voor biodiesel en bio-ethanol nog maar 1% van onze landvoetafdruk. Naarmate meer biodiesel en bio-ethanol worden gebruikt, zal het verder stijgen.

Het vervangen van fossiele brandstoffen door hernieuwbare grondstoffen als hout of biobrandstoffen laat de landvoetafdruk dus nu al stijgen.

Wat niet is meegerekend in de landvoetafdruk

Een tekortkoming van de ecologische voetafdruk is dat hij niet direct laat zien hoe snel we door de voorraad aan niet-hernieuwbare grondstoffen, zoals olie, aardgas, steenkool of metaalafzettingen, heen gaan.[20] Een voetafdruk van één betekent immers een stabiel systeem, waarin de aarde verblijft zoals ze is en niet verder wordt uitgeput. Als we twee keer zoveel beslag leggen op de aarde als de aarde aankan, is de voetafdruk twee. Als de aarde niet kan herstellen, omdat niet-hernieuwbare grondstoffen niet kunnen worden hernieuwd (zoals de naam al zegt), is de tijd voor herstel oneindig. We hebben oneindig veel aardbollen nodig om niet-hernieuwbare grondstoffen voor altijd te kunnen blijven ontginnen. Een voetafdrukberekening heeft dan geen zin. Daarom kijkt de voetafdruk alleen hoe snel hernieuwbare grondstoffen kunnen herstellen en laat de niet-hernieuwbare grondstoffen buiten beschouwing.

Niet-hernieuwbare grondstoffen kunnen een negatief effect hebben op het vermogen van de aarde om hernieuwbare grondstoffen te leveren. Dit is dan later wel terug te zien in de voetafdruk. Als de winning van niet-hernieuwbare grondstoffen leidt tot verontreiniging of waterschaarste, wordt de aarde immers minder vruchtbaar.

Om het probleem met niet-hernieuwbare grondstoffen verder te belichten, zoomen we in op grondstoffen die als kritieke of strategische grondstoffen worden aangemerkt.

Het gebruik van kritieke en strategische grondstoffen

Niet-hernieuwbare grondstoffen worden gebruikt in elektronica, zoals smartphones, computers en televisies. De energietransitie vraagt om batterijen, windturbines en zonnepanelen, wat resulteert in een toename van het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen, zoals bijvoorbeeld lithium en kobalt. Ook ruimtevaart en defensie vragen om steeds meer grondstoffen voor technologische vooruitgang. Niet-hernieuwbare grondstoffen die economisch gezien het belangrijkst worden geacht en waarvoor het risico het grootst is dat de aanvoer ervan in Europa stokt, worden kritieke grondstoffen genoemd. De Europese Commissie heeft 34 kritieke grondstoffen aangewezen. 17 van deze grondstoffen worden strategische grondstoffen genoemd. Hiervan wordt verwacht dat de vraag ernaar exponentieel zal toenemen. Onderstaande afbeelding laat de kritieke grondstoffen zien. De oranje gekleurde bolletjes zijn de strategische grondstoffen.

afbeelding 3

Bron: Een verordening kritieke grondstoffen voor de toekomst van de Europese toeleveringsketens

De meeste kritieke grondstoffen zijn metalen. In vergelijking met de landvoetafdruk van andere grondstoffen is de landvoetafdruk van metalen anders dan ijzer en staal nog laag. Dit is in de afbeelding beneden te zien, waar metalen anders dan ijzer en staal “overige metalen” worden genoemd en lichtblauw zijn weergegeven.[21] De afbeelding laat zien dat de milieueffecten van overige metalen veel groter zijn dan de landvoetafdruk doet vermoeden. Overige metalen hebben veel effect op ecosystemen, omdat ze kunnen zorgen voor verzuring en vermesting[22] van water en direct of indirect kunnen leiden tot vergiftiging van land (terrestrische ecotoxiciteit), water (zoetwater ecotoxiciteit) en de mens (humane toxiciteit).

afbeelding 4

Bron: Hanemaaijer, A. et al. (2023), Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023, Den Haag: PBL. Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023 – Hoofdboodschappen en Bevindingen

Verschillende documentaires laten de gevolgen van mijnbouw van een aantal strategische grondstoffen zien voor mens en milieu (zie katern). Overal komt het tot een verstoring van ecosystemen, tot ecosysteemdiensten en tot mensenrechtenschendingen.

Films en documentaires over de gevolgen van mijnbouw op mens en milieu

Documentaire die een goed overzicht geeft over de gevolgen van  lithium-, koper-, cobalt-, nikkel-, diepzee- en grafietmijnbouw: Where 6 Metals Used For Electric Cars Come From

Film waarin de Filipijnse milieu- en mensenrechtenactivist Garganera zijn verhaal doet over de gevolgen van mijnbouw op de Filipijnen en zijn visie geeft op duurzame mijnbouw: Towards a just energy transition in the Philippines. Dagbouw verwoest bossen en stroomgebieden en vernietigt  marine ecosystemen. Hierdoor loopt ook de levensmiddelverzorging gevaar. Garganera vertelt ook over mensenrechtenschendingen en conflicten veroorzaakt door mijnbouw. De Filippijnen zijn niet de grootste leverancier van nikkel. Dat is Indonesië, dat meer dan de helft van de wereldmarkt dekt, en waar de gevolgen voor mens en milieu vergelijkbaar zijn.

Documentaire over de kopermijnbouw in Zuid-Amerika, met name in Chili: Copper and the dark side of the energy transition laat zien hoe laag de milieunormen hier zijn en hoe slecht werknemers en de bevolking worden beschermd tegen giftige stoffen, met alle gevolgen van dien. Dit gebeurt, ook al vindt mijnbouw hier plaats vindt in opdracht van onder andere Arubis, een Duitse importeur, voor onze energietransitie. De rapportage maakt ook duidelijk dat duurzamer mijnen mogelijk is, maar wel duur.

Documentaire over de gevolgen van lithium mijnbouw in Zuid-Amerika: The True Cost of Lithium Mining. Hier bevinden zich de grootste lithiumreserves, met name in Chili en Bolivia, gevolgd door Argentinië. In een toch al droog gebied zorgt mijnbouw voor watertekort en mogelijk -vervuiling, wat een groot probleem is voor de lokale bevolking. Australië heeft tot nu toe de grootste lithium productie opgebouwd en beheerst de markt met een aandeel van bijna 50 procent. In Australië wordt lithium uit erts gewonnen en ook hier zijn de ecologische gevolgen immens.

Documentaire die laat zien wat onze honger naar kobalt betekent voor de lokale bevolking in Kongo: The real cost of cobalt mining in DRC. Kongo heeft met afstand het meeste kobalt. Ook aan te bevelen: Blood Cobalt: The Congo’s Dangerous and Deadly Green Energy Mines en Special report : Inside the Congo cobalt mines that exploit children.

Als de vraag naar deze strategische grondstoffen zoals verwacht exponentieel toeneemt, zullen de problemen alleen maar groter worden. Wij als land dat op grote schaal energie gebruikt en koploper wil zijn in de energietransitie zijn hier mede voor verantwoordelijk. Als we in Nederland in 2050 een netto klimaatneutraal energiesysteem willen realiseren, groeit bijvoorbeeld de jaarlijkse lithiumvraag voor de Nederlandse energietransitie naar gemiddeld 12- 15% van de huidige wereldwijde productie. Dit is duidelijk meer dan ons gezien ons aantal inwoners (0,2% van de wereldbevolking) toekomt.[23]

We maken meer op dan ons toestaat, wat dus niet terug is te zien in onze voetafdruk, omdat het om niet-hernieuwbare grondstoffen gaat. Door ons gebruik aan niet-hernieuwbare grondstoffen zorgen we voor bovengemiddeld veel verstoring van ecosysteemdiensten. Dit zorgt ervoor dat de aarde minder vruchtbaar wordt. Als de globale voetafdruk hierdoor stijgt, is het ten onrechte dat dit niet meer specifiek meer terug te leiden is naar de Nederlandse consumptie.

We zien dat ook voor de landvoetafdruk geldt: het beslag dat we als Nederlanders leggen op de aarde is veel groter dan de landvoetafdruk doet vermoeden. Dat gold ook al voor de koolstofvoetafdruk en dus helemaal voor de totale voetafdruk. Willen we de aarde doorgeven aan onze kinderen en onze verantwoordelijkheid nemen tegenover onze medemens en ander leven op aarde, dan moeten we beseffen dat de energietransitie alleen niet de oplossing biedt. We moeten ons bezinnen op wat echt nodig is om gelukkig te zijn en anderen gelukkig te maken. En we moeten naar vermogen bijdragen aan een rechtvaardige wereld binnen de grenzen van de aarde. Dit is een opdracht voor industrie en politiek. Maar ook wij als burgers kunnen bijdragen, door af te zien van producten en diensten die niet nodig zijn. We kunnen kiezen voor producten die langer meegaan en met aandacht voor mens en aarde zijn geproduceerd. En we kunnen producten delen, langer gebruiken, repareren, hergebruiken en recyclen.


[1] Waarom de ecologische voetafdruk misleidend is

[2] Waarom postgroeiers toch gelijk hebben

[3] Volgens Hoeveel uitstoot veroorzaakt de Nederlandse luchtvaart? stootte de Nederlandse luchtvaartsector 9,5 miljard kilo CO2 uit in 2022. De uitstoot die plaatsvond in het buitenlandse luchtruim is hierin meegeteld.

[4] De redactie van de Correspondent laat weten geen inhoudelijke fouten te zien in het artikel van Jesse Frederik.

[5] Country Trends – World

[6] Landvoetafdruk, 1990-2021

[7] Kwantificering van de effecten van verschillende maatregelen op de voetafdruk van de Nederlandse voedselconsumptie

[8] Lang leve de bodem

[9] State of knowledge of soil biodiversity – Status, challenges and potentialities

[10] De uitspoeling van het stikstofoverschot naar grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven

[11] Fosfaat, van leegloop naar kringloop

[12] State of knowledge of soil biodiversity – Status, challenges and potentialities

[13] De verduurzaming van de landbouw – deel II: emissies – hoofdstuk 4: Gevolgen voor de omgeving

[14] Omvang veestapel op agrarische bedrijven: peildatum 1 april 2024, Bevolkingsontwikkeling; regio per maand

[15] Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update

[16] Database milieubelasting voedingsmiddelen 2024

[17] Kwantificering van de effecten van verschillende maatregelen op de voetafdruk van de Nederlandse voedselconsumptie

[18] Kwantificering van de effecten van verschillende maatregelen op de voetafdruk van de Nederlandse voedselconsumptie

[19] Landvoetafdruk, 1990-2021

[20] Ecological Footprint Accounting: Limitations and Criticism

[21] Niet alle overige metalen in de grafiek zijn kritieke of strategische grondstoffen. Zo valt bijvoorbeeld ook aluminium onder de overige metalen.

[22] eutrofiëringspotentieel

[23] Een circulaire energietransitie – Verkenning naar de metaalvraag van het Nederlandse energiesysteem en kansen voor de industrie

Deel dit artikel:

LinkedIn

Bedankt voor gebruiken van onze informatie om duurzame keuzes te maken!

Je hebt deze informatie gratis gelezen, maar het maken van goede informatie kost tijd en geld. We willen onze informatie betrouwbaar, onafhankelijk en up-to-date houden. En hiermee steeds meer mensen bereiken, zodat onze beweging nog krachtiger wordt.

Met jouw steun kunnen wij meer mensen duurzame stappen laten zetten!

Wil jij ons helpen door te doneren?

Doe ook mee

Jij bent nodig! Schrijf je in en krijg:

tips & inspiratie over minder, duurzamer en eerlijker consumeren

uitnodigingen om gelijkgestemden te ontmoeten

Schrijf je in

Jij bent nodig! Doe ook mee en krijg:

 

tips & inspiratie over minder, duurzamer en eerlijker consumeren

uitnodigingen om gelijkgestemden te ontmoeten