Wim Schepens
Soms denk ik nog weleens terug aan de logeerpartijen die ik als klein kind bij mijn opa doorbracht in het kleine dorp in Brabant. Dat was geweldig!. Mijn opa had een achttal varkens, vijf koeien, vijftig kippen en een akkerlandje van honderd bij dertig meter. Daarop verbouwde hij sla, sperziebonen, aardappelen en tarwe. We voetbalden op de deel, ik rende tussen de varkens en de koeien heen en weer, en het was er geweldig indiaantje spelen. Ik herinner mij dat mijn opa glunderend met twee grote postzakken graan tevoorschijn kwam. Trots toonde hij de oogst van dat jaar.
Toegegeven, toen hij nog niet met pensioen was bracht hij ’s ochtends als postbesteller de post rond. En mijn vader wist nog te vertellen dat dat in zijn jeugd zelfs nog met paard en wagen geschiedde.
Maar voor de rest was hij dus keuterboer. De familie voedde zich met de opbrengst van vee, kippen en akkerbouw en de rest werd verkocht aan de meelfabriek of de coöperatie. Een gevleugeld begrip in onze familie ook al begreep ik pas veel later wat een coöperatie inhield. Mijn opa was eigenlijk een biologische boer avant la lettre. De koeien, kippen en varkens hadden pret voor tien en liepen fluitend door het weiland.
Als wij met ons gezin een bezoek brachten aan opa, en toen ook nog oma, kregen we altijd koffers met aardappelen, sla en eieren mee. Zoveel zelfs dat mijn moeder geheel tegen haar gewoonte in enigszins streng haar schoonmoeder moest toespreken, “dat het echt genoeg was” omdat we dat allemaal niet konden tillen, dat hele stuk met de trein naar huis.
“Acht varkens, vijf koeien en 0,3 hectare land waren bijna genoeg om een groot gezin te onderhouden”
Het lijkt haast wel een vorige eeuw, en verdomd, dat was het dan dus ook. Toch is dit alles nog niet zo lang geleden, begin jaren zestig.
En nog sterker, mijn opa had acht kinderen, die allemaal opgroeiden en zelfs naar wat toen nog de MULO heette, gingen. Kom daar vandaag de dag nog maar eens om. Acht abonnementen op de tennisclub zijn met een goed inkomen al niet meer op te hoesten, laat staan het grootbrengen van acht bloedjes van kinderen. Maar mijn opa en oma en het gezin hadden het weliswaar niet breed, maar armoede, laat staan chagrijn kenden ze niet. Hoe kan dat?
“Mijn opa had met veertig koeien een goed inkomen, mijn vader had hetzelfde inkomen met vijfenzeventig koeien en ik heb voor datzelfde inkomen ruim honderd koeien nodig”
Dat kan omdat ze daadwerkelijk leefden van genoeg, maar vooral ook omdat mijn opa van diezelfde melkfabriek en de coöperatie nog een eerlijke prijs voor zijn producten kreeg. Acht varkens, vijf koeien en 0,3 hectare land waren bijna genoeg om een groot gezin te onderhouden. Dat tijden veranderen is in dit verband een eufemisme zo blijkt wel.
Ik vertelde dit verhaal onlangs aan een boer bij ons in de polder. “Tja”, zei hij. “Mijn opa had met veertig koeien een goed inkomen, mijn vader had hetzelfde inkomen met vijfenzeventig koeien en ik heb voor datzelfde inkomen ruim honderd koeien nodig”. Iets ging er niet goed, zo schudde hij meewarig zijn hoofd.
“Onlangs viel er in een artikel in de krant te lezen dat de gezondheid van boeren in Nederland op het spel staat door een grote cocktail aan landbouwgif die ze dagelijks te verstouwen krijgen.”
En dat is nog niet alles. Waar we tot voor kort het beeld hadden van de gezond blozende boer die in de vrije natuur, in de buitenlucht als dierenliefhebber de hele dag mocht ronddarren met zijn vrolijk rondhuppelende koeien, kippen en varkens, begint nu het besef steeds meer in te dalen dat we van doen hebben met een van de meest vervuilende en geïndustrialiseerde sectoren.
Onlangs viel er in een artikel in de krant te lezen dat de gezondheid van boeren in Nederland op het spel staat door een grote cocktail aan landbouwgif die ze dagelijks te verstouwen krijgen. In het bloed van Nederlandse boeren worden verhoudingsgewijs veel bestrijdingsmiddelen aangetroffen, zo lazen we. 42% van de Nederlandse landbouwgrond is vergiftigd en huisstof op boerderijen bevat maar liefst 144 soorten landbouwgif, verantwoordelijk voor kanker, verminderde vruchtbaarheid en de snelst opkomende ziekte: Parkinson. Dat het lang duurt voordat gif is afgebroken is een understatement. Veertig jaar na het verbod op DDT worden er in regenwormen nog steeds sporen van dat goedje aangetroffen. En o ja, het artikel sloot af met tussen neus en lip te vermelden dat het waarschijnlijk om een onderschatting van de aantallen ging omdat er slechts op 207 soorten bestrijdingsmiddelen was getest terwijl er ruim vijfhonderd op de Europese markt voorradig zijn.
Een tijdje geleden reed ik over de snelweg langs diverse Nederlandse polders. Aan creativiteit bij onze boeren geen gebrek. Spandoeken en borden vol slogans en leuzen. Ik noteerde: “”Laat de koeien lekker bouten, Carola Schouten”, “Hokus Pokus pilatus pas, ik wou dat Den Haag zuiniger op zijn boeren was”. En “het beleid is hypocriet, dat verdienen de boeren niet” of “de regering slaat op hol, voor ons is de maat nu vol”. Voor veel boeren is minister Kaag welhaast de personificatie van het kwaad, om over Klaver of Ouwehand maar te zwijgen.
Vreemd, dacht ik ineens. Die boer die mij vertelde dat hij nu met ruim honderd koeien dezelfde levensstandaard heeft als zijn grootvader met veertig koeien, is dat de schuld van de politiek en van Den Haag of Brussel? Nee, eerder van de coöperaties die de boeren tot op het bot afknijpen, de FrieslandCampina’s van deze wereld die tot voor kort met elke boer afzonderlijk in gesprek gingen over de prijs en niet toestonden dat er met gehele collectieven onderhandeld werd. Of de Rabobank die het boerenbedrijf alleen een hypotheek wil verstrekken als het mee gaat in de vaart der volkeren, kortom schaalvergroting. De RABO Bank die boeren die het ecologische pad willen inslaan lachend de deur wijst. Diezelfde RABO bank waar tot voor kort Barbara Baarsma vrijuit met haar mythe van de Groene Groei te koop mocht lopen en haar proefballonnetje van het CO2 budget mocht loslaten. O ja, een budget dat je overigens, als je er het geld voor hebt, kan vergroten met de aankoop van CO2 uit het budget van minder kapitaalkrachtigen. Leve de armoedekloof.
En de gezondheidsproblemen, komen die door Den Haag of door de kunstmest- en pesticiden industrie? Zeker, Den haag is labbekakkerig beleid te verwijten. Te weinig en te laat. En nu is het te laat. Dat komt ervan als je keer op keer de agrarische sector de hand boven het hoofd houdt totdat het kalf haast in zijn eigen mest is verdronken.
Inderdaad zijn de boeren jaar in jaar uit geconfronteerd met weer nieuwe en veranderende regels, dit alles in een amechtige poging van de overheid om te redden wat er te redden viel zonder verlies van electoraat en in de hoop de boerenlobby te vriend te houden. De overheid als zachte heelmeester die stinkende wonden maakt. De meur van die wonden is intussen niet meer te harden. Nederland is het vieste jongetje van de klas en Den Haag is gedwongen uit te voeren wat Brussel en de rechter ons onoverkomelijk opleggen: De augiasstal uitmesten.
Maar wat doen de boeren? Zij richten hun protest voornamelijk tegen Den Haag en Brussel. Dat terwijl er notabene geen sector is die zoveel Europese subsidies opslurpt als de agrarische. Mark Rutte deed eens de gevleugelde uitspraak dat windmolens niet op wind draaien maar op subsidie. En de boeren dan? Die draaien niet op subsidie, die leven ervan.
Ondanks al deze subsidie, het getalm en voor zich uitschuiven van Den Haag en Brussel, werd de pui van het provinciehuis in Groningen geramd, de toegang tot Den Haag geblokkeerd, Sigrid Kaag geïntimideerd door fakkeldragers en minister Van der Wal en haar gezin verblijd met een angstig bezoek van boze boeren, met hun nieuwe tank, de trekker.
Maar hebben onze boeren al de pui geramd van de pesticiden fabrikant die hen opzadelt met onvruchtbaarheid en kanker, zijn ze al de CEO van FrieslandCampina thuis komen opzoeken om de prijsonderhandelingen wat kracht bij te zetten, of is de CEO van de RABO bank al verblijd met een bezoek van fakkeldragende boeren? Zijn de boeren al in colonne opgemarcheerd naar farmaceuten als Pfizer of Astrazeneca om verdubbeling van de researchbudgetten voor een Parkinsonmedicijn te eisen, immers een beroepsziekte bij de boeren? Daar hebben we nog weinig van gemerkt. Toen even werd gedreigd om het distributiecentrum van de LIDL te blokkeren om de mensen te laten voelen wat lege schappen betekenen, zei de woordvoerder van dat bedrijf dat dat onzinnig zou zijn. “Wij zijn immers geen partij in dit conflict”, zei ze doodleuk, zonder een spier te vertrekken. Geen Partij? Jullie zijn één van de hoofdrolspelers zou ik zeggen.
De agrarische sector is als een huis met een lekkend dak. Overal zet de boer potjes en pannetjes neer om het water op te vangen. Hij is boos op al die regels want de pannetjes moeten een bepaalde hoogte hebben, een zekere diameter, en van goed materiaal zijn gemaakt. Gek wordt hij ervan. Ze moesten maar eens met hun trekkers ten strijde trekken tegen de bedenkers van al die onzinnige pannetjesregels. Maar intussen vergeet de boer omhoog te kijken, waar boven op het dak de veevoederbedrijven, de banken, de kunstmestindustrie, de bestrijdingsmiddelenindustrie en de supermarkten, met een satanisch genoegen steeds meer gaten aan het prikken zijn.
Kortom, wie is hier de boosdoener? En als je dan zo nodig wilt protesteren is het verstandig om dit bij het juiste loket te doen.
Misschien is het tijd voor onze boeren om een (protest)loketje door te schuiven?