Met het enthousiasme over de snelle ontwikkelingen rondom AI verdwijnt de discussie over de directe uitstoot, door alle computers die constant aan moeten staan om AI te laten werken, naar de achtergrond. Naast de directe uitstoot is er nog een klimaatgerelateerd probleem met AI – en meer algemeen, met overmatig gebruik van technologie.
En dat heeft te maken met de rol die de grote bedrijven spelen in onze samenleving die AI mogelijk maken. Bedrijven als NXP en ASML ruiken hun kans om nog meer geld te verdienen, en om de machtspositie die ze voor een groot deel in de schoot geworpen gekregen hebben door geopolitieke ontwikkelingen en overheidsinvesteringen in universiteiten volop uit te buiten. Hoe meer AI gebruikt wordt, hoe meer chips en machines om deze chips te maken zij verkopen. En hoe meer grondstoffen er nodig zijn, vooral kritieke metalen die onder erbarmelijke omstandigheden met een zeer hoge milieuimpact gewonnen worden.
In de context van de economische boycot van Rusland – en de spanningen met China – wordt er tegenwoordig kritischer gekeken naar investeringen door de overheid, en naar de invloed van bedrijven op de lokale economie en samenleving. De managers en aandeelhouders van de grote bedrijven beseffen dit, en wenden al hun energie en middelen aan voor een stevige lobby met grote woorden. Zo hebben ze meermaals gedreigd om, wanneer de historische voordelen niet behouden worden – en ze niet nog meer lokkertjes krijgen waarmee ze de Nederlandse samenleving verder kunnen leegzuigen – naar het buitenland te vertrekken.
Nu worden de voordelen voor de samenleving meestal schromelijk overdreven, terwijl de kosten voor rekening komen van de gezondheid en het levensgeluk van burgers. Zo hebben omwonenden al jaren last van het feit dat Schiphol zich niet houdt aan geluidsnormen, terwijl Schiphol beweert dat haar bedrijfstrategie duizenden banen oplevert. In de praktijk blijkt dat wel mee te vallen, en is de overheidssteun aan Schiphol vooral een kwestie van koppigheid en pronkzucht, zo bleek uit verschillende onderzoeken waar ondermeer de NOS en het economisch vakblad ESB over berichtten.
Voor ASML geldt eenzelfde verhaal. Van de 23.000 banen die ASML direct creëert, wordt zo’n zestig procent ingevuld door buitenlanders, vooral uit India. Van de 3000 nieuwe werknemers die afgelopen jaar zijn aangenomen kwam zelfs tweederde uit het buitenland. Het verplaatsen van de fabriek is volgens experts echter allesbehalve realistisch. Een groot deel zou helemaal niet mee willen verhuizen, vanwege binding met de regio rond Veldhoven en gezinnen die dan mee zouden moeten. Bovendien is het erg kostbaar om een compleet nieuwe fabriek uit de grond te stampen, op een plek met een veel minder stabiele ondergrond en klimaat dan Nederland. En dan is de sterke band met de kwalitatief uitermate hoogstaande universiteiten in Nederland nog niet genoemd.
De impact op de omgeving is echter enorm. Zo neemt de vraag naar woningen door de import van werknemers jaarlijks met duizenden toe – waartoe de garantstelling voor 130 huizen (niet de financiering, want stel je voor dat het echt iets zou kosten) op geen enkele manier in verhouding staat.
Het verhaal van ASML is voor mij ook een persoonlijke kwestie. Ik ben opgegroeid onder de rook van ASML, en ik heb zelfs ooit nog als vakantiebaantje de clean rooms schoongemaakt. In die tijd was het nog gewoon een succesvolle afsplitsing van Philips. Toen ik nog bij mijn ouders woonde (we hebben het over de jaren ‘00) was Veldhoven een schattig dorpje, met 40.000 inwoners verspreid over vier dorpskernen. Als ik de straat uitfietste op weg naar de scouting fietste ik grotendeels door het bos, en de scoutingleden bestonden (net als de meeste inwoners en actievelingen in het verenigingsleven) vrijwel allemaal uit echte Brabanders – als geboren Hollander voelde ik me er helemaal thuis. Inmiddels is de scoutingblokhut omgeven door een rondweg en een afslag naar de snelweg. Het gebied tussen mijn oude huis en de blokhut is volgebouwd met huizen, en er lijkt geen eind aan de uitbreiding te komen. Over het verenigingsleven lees je in de krant dat meerdere sportclubs zijn overgeschakeld op het engels als voertaal, vanwege de vele buitenlandse werknemers van ASML, die weinig moeite doen om te integreren of zelfs de taal te leren. Daarbij komt dat lokale Veldhovenaren die niet bij ASML werken geen huizen meer kunnen krijgen. Zelfs ik zou, wanneer ik het zou willen, ondanks mijn goede baan bij het CBS geen huis meer kunnen kopen in de buurt van mijn ouders. Zelfs ‘gewone’ rijtjeshuizen worden verkocht voor meer dan 5 ton. Het dorpse karakter is volledig aan het verdwijnen.
Nu kun je zeggen, dat hoort nu eenmaal bij vooruitgang. De huizenmarkt is in heel Nederland op hol geslagen. En dorpen veranderen altijd, zeker als ze dicht bij een stad als Eindhoven liggen. En het is toch juist goed dat we kennis maken met andere culturen, dat leidt immers tot begrip. Dus is het niet gewoon aanstellerige nostalgie om daarover te klagen? Ik ben zelf ook veel in het buitenland geweest en waardeer de culturele uitwisseling zeer. De vraag is hoeveel uitwisseling er daadwerkelijk plaatsvindt. Over verstedelijking in relatie tot de klimaatcrisis kun je een heel los artikel schrijven. Maar het punt is dat er wel degelijk een keerzijde zit aan de vooruitgang – die niet altijd serieus genomen wordt. Dat geldt zeker ook in klimaatactivistische, progressieve kringen.
Niet alleen de omgeving verandert, ook de cultuur, en dat heeft zijn weerslag op de beleving van de eigen identiteit en de sociale samenhang. Dat laatste is van cruciaal belang voor het slagen van de klimaattransitie, net als een breed draagvlak wat door het dominante vooruitgangsdenken ondermijnd wordt. Vanuit het perspectief van een postgroei-economie is het terecht om kritisch naar dit soort ontwikkeling te kijken.
Hoe moet je nu omgaan met de keerzijde van deze ontwikkeling? De dreigementen van de multinationals maken – ondanks hun discutabele wetenschappelijke basis – indruk op politici, die hun best doen om deze bedrijven gerust te stellen. Hoewel je van de overheid mag verwachten dat ze meer ballen tonen en opkomen voor de belangen van burgers, spelen wij als consument ook een belangrijke rol in deze strijd. Juist vanwege de maatschappelijke impact en de politieke macht die dit soort bedrijven kunnen uitoefenen is het van belang om bewust met technologie om te gaan. Wanneer wij als consumenten immers terughoudend en bewuster omgaan met AI, datagebruik en het gebruik van allerhande elektrische apparaten, dan verkleinen wij de basis voor deze macht.