Dit artikel is gebaseerd op een oorspronkelijk Engelstalig artikel uit het tijdschrift van Ethical Consumer UK, editie 198. Vertaling en redactie door Bjorn Lous en Koos van Noppen
In de discussie over klimaatverandering en de bijdrage die je als consument kunt leveren om je uitstoot te verminderen hoor je steeds vaker een oproep om niet alleen geen vlees meer te eten, maar ook melk en kaas te laten staan. Waarom zou het goed zijn om zuivel te vervangen door veganistische varianten? Dit artikel biedt een overzicht van de belangrijkste redenen.
Het milieuargument
Terwijl veel aandacht uitgaat naar vliegtuigen en andere vormen van vervoer als belangrijke bronnen van broeikasgassen, is een kwart (!) van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen het gevolg van ons landbouwsysteem. In Nederland is de landbouw verantwoordelijk voor 27,1% van de uitstoot, waarvan 32% afkomstig is van de verwarming van kassen met behulp van aardgas. De overige 68% komt grotendeels voor rekening van de veeteelt. Wanneer je als consument je impact op het milieu wilt verminderen is het vermijden van vlees en zuivelproducten een van de snelste manieren. Hoe zit dat ook al weer?
Het is totaal niet efficiënt om ons dagelijkse portie calorieën te verkrijgen door eerst dieren soja en ander plantaardig voedsel te geven en vervolgens het dier op te eten. Je kunt dan veel beter de planten rechtstreeks eten.
1. Diervoeder
Veel diervoer heeft soja als basis. De productie van soja is verantwoordelijk voor grootschalige ontbossing in Zuid-Amerika. Wanneer je minder dierlijke producten eet, draag je bij aan het voorkomen van deze aantasting van flora en fauna. Dat is op zichzelf al belangrijk voor het behoud van de biodiversiteit (de rijkdom aan soorten planten en dieren op aarde). Maar dit zorgt ook dat het vermogen van de aarde om CO2 op te nemen behouden blijft. Er zit ook een merkwaardig omslachtige lus in ons voedingspatroon. Ga maar na: het is totaal niet efficiënt om ons dagelijkse portie calorieën te verkrijgen door eerst dieren soja en ander plantaardig voedsel te geven en vervolgens het dier op te eten. Je kunt dan veel beter de planten rechtstreeks eten.
Zonder vlees- en zuivelconsumptie zou het wereldwijde gebruik van landbouwgrond met meer dan 75% kunnen worden verminderd – een oppervlakte die gelijk is aan die van de VS, China, de Europese Unie en Australië samen.
2. Landgebruik
De productie van melk legt een enorm beslag op de beschikbare grond.Voor een liter melk wordt gemiddeld minstens vier keer (!) zoveel land gebruikt als voor de productie van een liter plantaardige melk.
Vanuit klimaatoogpunt is het belangrijk om bij landgebruik goed te letten op – wat genoemd wordt -de ‘opportuniteitskosten’. In een klein land als Nederland is de grond al ontzettend duur, en er zijn tal van alternatieve doelen waarvoor we de schaarse hoeveelheid land beter kunnen gebruiken. Denk aan herbebossing, en nieuwe vormen van landbouw waarbij CO2 uit de lucht opgevangen wordt. Zonder vlees- en zuivelconsumptie zou het wereldwijde gebruik van landbouwgrond met meer dan 75% kunnen worden verminderd – een oppervlakte die gelijk is aan die van de VS, China, de Europese Unie en Australië samen. En dan nóg zouden we de wereld kunnen voeden! Als we dus een daad willen stellen in de strijd tegen de wereldwijde armoede en honger, zullen we ons consumptiepatroon hebben aan te passen. Vergeet ook niet dat het verlies van natuurgebieden aan de landbouw de belangrijkste oorzaak van het huidige massale uitsterven van wilde dieren.
3. Uitstoot van broeikasgassen
De productie van een liter melk veroorzaakt gemiddeld drie keer zoveel broeikasgassen als de productie van een liter plantaardige melk, voornamelijk door de methaanboeren van onze rundervrienden. Je zou zeggen: probeer wat aan die uitstoot te doen. Maar uit een recente studie blijkt dat het voor de EU onmogelijk zal zijn om de methaanuitstoot te verminderen in overeenstemming met wat volgens de wetenschap nodig is (45% vermindering tegen 2030) zonder tegelijk de uitstoot in de vlees- en zuivelsector – lees: de consumptie van vlees en zuivel – te verminderen.
Het argument van het dierenwelzijn
Naast de milieuargumenten is het dierenwelzijn een belangrijke reden om geen zuivel te consumeren. In de reguliere landbouw wordt er namelijk niet al te fraai omgesprongen met de dieren die voorzien in onze zuivelbehoeften. Het leven van een gemiddelde melkkoe ziet er als volgt uit:
Kalveren worden uren na de geboorte van hun moeder gescheiden. Mannelijke kalveren worden vaak bij de geboorte gedood, gebruikt in diervoeder of naar het buitenland gestuurd voor de kalfsvleesindustrie om opgesloten te worden in kleine, donkere kratten. Koeien worden voortdurend onder dwang bevrucht om een oneindige voorraad melk te verkrijgen.
Ze worden bovendien intensief gemolken om zes tot tien keer (!) zoveel melk te produceren als een koe normaal gesproken voor haar kalf zou doen. Koeien hebben slechts beperkte of geen toegang tot weidegang.
Wanneer werkgevers op deze manier met hun personeel om zouden gaan, zouden we dat never-nooit accepteren. Nu kun je je afvragen of koeien emoties hebben en of ze iets van geluk kunnen ervaren. Feit is in ieder geval dat hun leven door de manier waarop wij hen behandelen flink verkort wordt. Melkkoeien worden gewoonlijk na 4,5 tot 6 jaar gedood, terwijl de natuurlijke levensverwachting van een koe 20 jaar is. Dat is niet bepaald respectvol naar onze ‘natuurlijke’ omgeving.
Het argument van de dierenrechten
Veel mensen zijn ervan overtuigd dat alle dieren rechten hebben, in het bijzonder het recht op een goed leven. Wie zijn wij dan wel, dat we menen het recht te hebben om het vee uit te buiten en te doden?
En biologische zuivel dan?
De cijfers die milieuactivisten aandragen, gaan meestal over de reguliere landbouw. Logisch want nog altijd wordt slechts 4,4% van het totale landbouwareaal gebruikt voor de biologische landbouw.
Zouden we om onze milieu-impact te verminderen niet massaal kunnen overschakelen op biologische zuivel? Die vraag is moeilijk te beantwoorden, onder andere doordat de eisen niet altijd eenduidig zijn. Ook zijn er verschillende keurmerken in omloop, met elk een verschillende achtergrond, waardoor je al snel in discussies belandt over gehanteerde termen (wat versta je bijvoorbeeld onder ‘natuurvriendelijk’?).
Oorspronkelijk had de keuze voor biologisch voedsel weinig met klimaatverandering te maken; het ging vooral om een bepaalde relatie tot de aarde. Toch is te verwachten dat, afgaande op de eisen, de impact van biologische landbouw op het klimaat lager is dan van de reguliere landbouw.
Het belangrijkste voordeel van ‘bio’ is dat er geen chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen, geen gentech, en geen kunstmest gebruikt mogen worden. Deze stoffen komen dus niet vrij. Ook worden er grenzen gesteld aan de hoeveelheid koeien die per hectare gehouden mogen worden. Volgens het biologische keurmerk van de EU mogen boeren maximaal 2 koeien per hectare landbouwgrond houden (of 6,5 wanneer de mest wordt afgevoerd, bij voorkeur naar een biologisch akkerbouwbedrijf in de directe omgeving). Op het eerste gezicht lijken deze grenzen niet bepaald een verbetering. In de media kom je steeds een cijfer van een gemiddelde koedichtheid van 1,77 per hectare tegen in Nederland. Let dan wel even op het addertje onder het gras: dit cijfer omvat álle cultuurgrond, dus ook de grond die voor akkerbouw en de bebouwde gebieden. Kijk je echter naar de hoeveelheid intensief gebruikt grasland, dan kom je uit op een gemiddelde koedichtheid van 5,12 koeien per hectare. Dat betekent dat de uitstoot van biologische landbouw in ieder geval in theorie zo’n tweederde lager is dan voor de reguliere landbouw. Daar komt bij dat een aanvullende voorwaarde is dat koeien altijd naar buiten moeten kunnen (en minimaal 6 maanden per jaar buiten moeten staan). Ook dat is gunstig voor de milieu-impact, want er komt minder stikstof vrij als koeien in de wei staan dan wanneer ze altijd in de stal staan.
De voorwaarde van een ‘vrije weidegang’ betekent een substantiële verbetering op het gebied van het dierenwelzijn. Overigens is daarmee nog niet gezegd dat het recht van een dier op een leven zonder uitbuiting of vroegtijdige dood gerespecteerd wordt. Een beter dierenwelzijn biedt op zichzelf ook geen oplossing voor enkele van de belangrijkste milieuproblemen in de veehouderij. Als we hebben te voldoen aan dezelfde hoeveelheid koeien en we eenzelfde productie als nu wensen te halen, hebben we voor biologische landbouw drie keer zoveel grond nodig. Kortom, biologische zuivel is een stap in de goede richting maar lijkt vooralsnog onvoldoende als we in de buurt willen komen van de klimaatdoelen en als we de planetaire grenzen voor onze consumptie graag willen respecteren.
Afbeelding bij tekst: Jan Koetsier | Pexels
Disclaimer: Dit artikel is met grote zorgvuldigheid vertaald en aangepast aan de Nederlandse context. Ons doel is recht zoeken: ecologisch recht, sociaal recht en meer. We willen recht doen aan alles en iedereen die leeft. Verschillen van inzichten zijn welkom. Wij werken op basis van wetenschappelijke feiten en de onderzoeksmethodiek van Ethical Consumer. Is jouw inzicht afwijkend of aanvullend, dan vernemen we dat graag inclusief een op bronnen gebaseerde onderbouwing van je inzichten. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de inhoud van deze tekst.