‘Het huidige prijssysteem moet op de schop’
Nederland heeft een morele verplichting om zorg te dragen voor een leefbaar inkomen van kleine boeren en ondernemers in ontwikkelingslanden. Daarvoor moet het huidige prijssysteem volledig op de schop, betoogt ontwikkelingseconoom Ruud Bronkhorst. Een paar vragen en antwoorden.
Volgens de Wereldbank leven zo’n 650 miljoen mensen wereldwijd van minder dan 2,15 dollar per dag. Zij vallen in de categorie ‘extreme armoede’ (cijfers van 2019: https://www.worldbank.org/en/topic/measuringpoverty). De toch al erbarmelijke situatie van die armen wordt verder verslechterd door de klimaatcrisis.
Inderdaad, hoewel kleine boeren en ondernemers in ontwikkelingslanden er niet de oorzaak van zijn, draaien zij wel voor een groot deel van de consequenties op. Bovendien leven wij in een economisch systeem dat ervoor zorgt dat miljoenen hardwerkende mensen te weinig betaald krijgen om een menswaardig leven te leiden. Arbeiders die te weinig betaald krijgen, we weten allemaal dat het gebeurt, denk aan bijv. kleding. Ook zelfstandige boeren krijgen vaak te weinig voor hun producten betaald. Dit terwijl zij wel door de veranderingen in het klimaat de klappen opvangen in de vorm van droogtes, overstromingen etc. Hun gewassen zijn vaak niet meer in overeenstemming met het veranderde klimaat.’
Ergo: Rap overstappen op andere gewassen. Of, radicaler: verhuizen.
‘Overstappen op een ander gewas is niet zo gemakkelijk. Want daarvoor moet je, zelfs als marginale boer, investeren in andere zaden, ander gereedschap enz. Dit betekent dat alleen al uit een oogpunt van opvangen van de effecten van klimaatverandering, boeren voldoende voor hun product betaald zouden moeten krijgen om die investeringen (hoe klein ook) te kunnen doen. Maar ons huidige economisch systeem houdt geen rekening met de noden van deze kleine producenten. Het systeem is volledig gebaseerd op een theoretisch model van vraag en aanbod.
Wat is daar mis mee? Zo werkt dat toch, in de economie?
‘Theoretisch is er een evenwichtsprijs waarbij vraag en aanbod precies op elkaar zijn afgestemd. Maar in werkelijkheid wordt de markt vaak gedomineerd door grote bedrijven die daardoor de prijs kunnen bepalen. De kleine boer heeft met zijn geringe aanbod geen enkele invloed op de prijs en moet de prijs accepteren die wordt geboden. Daardoor zie je in bijvoorbeeld de koffie- en cacao-ketens dat de prijs die aan de boer wordt betaald erg laag is en de winsten elders in de keten worden behaald. Dit gaat overigens niet alleen op voor grote, internationale ketens. Je ziet het ook op lokaal of regionaal niveau: de boer krijgt bijvoorbeeld een voorschot om zaaigoed aan te schaffen en zo de periode tot de volgende oogst te overleven. Vervolgens moet hij dan tegen een lagere prijs leveren dan anders het geval zou zijn geweest.’
Hoe doorbreek je die ingesleten patronen? Wat zou er moeten gebeuren?
‘Het huidige prijssysteem zou volledig op de schop moeten om zwakkere schakels in de productieketen te beschermen. We zijn daar moreel toe verplicht, al was het alleen maar vanwege de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (1948) die ook Nederland heeft ondertekend.’
Gaan die over het recht op een leefbaar inkomen?
Ja, met name Artikel 23:
Iedereen die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.’
en Artikel 25:
‘Iedereen heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.’
De vraag is dan wel: wat is een leefbaar loon / inkomen?
‘De internationaal meest gebruikte definitie van Leefbaar Loon is
“….de ontvangen vergoeding van een arbeider op een specifieke plaats die voldoende is voor een fatsoenlijke levensstandaard voor de arbeider en zijn of haar gezin. Elementen van een fatsoenlijke levensstandaard omvatten voedsel, water, huisvesting, onderwijs, transport, kleding, en andere essentiële behoeften inclusief voorziening voor onverwachte gebeurtenissen.” (https://www.globallivingwage.org/about/what-is-a-living-wage/). Voor Leefbaar Inkomen is de definitie: “… het netto jaarlijks inkomen dat nodig is voor een huishouden op een specifieke plaats die voldoende is voor een fatsoenlijke levensstandaard voor alle leden van dat huishouden.”’ (https://www.living-income.com/).
Bij het vaststellen van een leefbaar loon/inkomen spelen dus lokale factoren een grote rol.
‘De lokale kosten van levensonderhoud kunnen inderdaad sterk verschillen van land tot land, en zelfs binnen een land van streek tot streek. Daarom is een aanpak ontwikkeld om deze kosten te berekenen. Deze zogeheten Anker-methode wordt algemeen toegepast. Maar er zit hier nog wel een adder onder het gras: kennis van de hoogte van een leefbaar loon alleen is niet voldoende. Het is belangrijk om te garanderen dat de berekende lonen ook daadwerkelijk worden uitbetaald. Een producent kan geen eerlijk loon aan zijn/haar arbeiders betalen wanneer niet voldoende wordt betaald voor het geproduceerde product. Dat houdt in dat het bereiken van leefbare lonen en inkomens mede afhankelijk is van de prijs die voor de producten wordt betaald. De producent moet daarom minimaal een ‘Eerlijke prijs’ voor het product ontvangen.’
Daar gaan we weer. Wát is een eerlijke prijs?
‘In mijn boek The Economics of Human Rights (2020) geef ik een definitie. Een eerlijke prijs is “de minimumprijs die de producent moet ontvangen om alle productiekosten te kunnen betalen (zowel vaste als variabele kosten) en in staat zijn alle arbeiders die aan het product werken en zichzelf eerlijke lonen te betalen. Het moet eveneens de producent in staat stellen de nodige investeringen te doen. In het geval van landbouw, moet het minimaal een leefbaar inkomen voor de producent opleveren”.’
Met andere woorden, Nederland blijft in gebreke, als het gaat om de naleving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
‘Terwijl ons land die wel heeft ondertekend. Maar je zou nog meer kunnen aanvoeren: Nederland staat ook achter de SDGs, the Sustainable Development Goals, die in 2015 door de Verenigde Naties zijn aangenomen. Van deze SDG’s gaan Goal 1, ‘No Poverty’ and Goal 2, ‘Zero Hunger’ over het beëindigen van armoede en honger, en het bereiken van voedselzekerheid.
We zien hier dat ons huidig systeem van prijsbepaling en de door ons onderschreven Mensenrechten niet samengaan. Wanneer wij als Nederland onze handtekening onder internationale overeenkomsten serieus nemen, zullen wij op dit punt actie moeten nemen. ‘
Geef eens een voorzet. Wat zou er op korte termijn concreet moeten gebeuren?
‘De laatste jaren zijn rekenmodellen ontwikkeld om dergelijke prijzen te berekenen door o.a. Fairtrade (Fairtrade Living Income Reference Price) , GIZ (GIZ Living Reference Price Estimator), Cacao Barometer (Farm Gate prijs cacao) en Bronkhorst (Living Income / Fair Price Approach). Deze modellen verschillen op bepaalde onderdelen van elkaar, maar van belang is dat van verschillende kanten over deze prijzen wordt nagedacht en deze in praktijk worden gebracht. Het zijn nog bescheiden aanzetten, maar de richting is bepaald en hopelijk zal het steeds vaker worden toegepast.
Creatief nadenken blijft geboden over de vraag hoe wij mensenrechten en dan met name het recht op voldoende inkomen, kunnen incorporeren in ons nationale en internationale prijsstelsel. We moeten eerlijke prijzen in het systeem verankeren. Op korte termijn moeten alle leveranciers duidelijk maken hoeveel de arbeiders worden betaald en of dit in overeenstemming is met de door Nederland onderschreven Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Hiervoor moet de leverancier goed op de hoogte zijn van de werkomstandigheden aan het begin van de keten.’
Er is wetgeving in de maak, op Europees en landelijk niveau.
‘De Europese commissie werkt aan de Corporate Sustainability Due Diligence Directive, die ondernemingen verplicht om feitelijke of potentiële negatieve gevolgen voor mensenrechten en milieu op te sporen en maatregelen te nemen om deze gevolgen te verzachten. Bovendien worden ondernemingen verplicht hun bedrijfsplannen en -strategieën verenigbaar te maken met de overgang naar een duurzame economie en de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 graden Celsius, overeenkomstig het klimaatakkoord van Parijs.
Ook in Nederland worden stappen gezegd: ChristenUnie, D66, GroenLinks, SP, PvdA en Volt hebben een initiatiefwet ‘verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen’ opgesteld. Deze wet beschrijft regels voor gepaste zorgvuldigheid in waardeketens, om schending van mensenrechten en het milieu tegen te gaan bij het bedrijven van buitenlandse handel.’
Je zou zeggen: het is een kwestie van tijd, dan wordt het probleem aangepakt
‘Niet te vroeg juichen, want de tegenkrachten zijn er ook. Er zijn sterke lobby’s vanuit het bedrijfsleven om de voorstellen af te zwakken. De VVD-ministers Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel) en Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) hebben zich tegen deze initiatiefwet uitgesproken. Het kabinet zelf heeft nog geen standpunt ingenomen. Belangrijk is daarom dat deze initiatieven ook door andere politieke partijen dan de initiatiefnemers alleen, worden ondersteund.
Voor de individuele consument zit er op korte termijn niets anders op om bij aankoop van een product zoveel mogelijk het aspect ‘betaling van een eerlijke prijs aan de producent’ zwaar mee te laten wegen.’
Koos van Noppen