Door Bianca Harms
We zitten in de nationale week zonder vlees en zuivel. Zelfs de meest onoplettende consument kan daar niet omheen. Bijna alle supermarkten bieden deze week vlees- en zuivelvervangers aan tegen aantrekkelijke kortingen en ook in de media wordt er veel aandacht aan besteed. Daarnaast bieden allerlei organisaties die zich bezighouden met de transitie naar meer plantaardige consumptie ondersteuning aan de welwillende burger. Zo geeft ProVeg een tiental tips om een week zonder vlees en zuivel succesvol te maken inclusief een gids voor de voorraadkast, recepten en de Veggiechallenge app waarmee je een heuse uitdaging met jezelf aan kunt gaan om je vlees- en zuivel consumptie te verminderen.
In 2018 lanceerde blogger Isabel Boerdam de Week zonder Zuivel en Vlees. Inmiddels is dit initiatief nationaal en zelfs internationaal omarmd. Waar vlees vroeger slechts met mate werd genuttigd vanwege de beperkte beschikbaarheid en hoge prijzen, hebben de intensieve veeteelt, de marketing en politieke lobbyisten ervoor gezorgd dat we dagelijks vlees op het menu zetten. Ondanks dat uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat er een daling in de consumptie van dierlijke producten zichtbaar is, consumeren we nog steeds veel te veel dierlijke producten. Just Enough berichte eerder al over de redenen waarom we drastisch zouden moeten minderen met het nuttigen van vlees en zuivel, namelijk het is gezonder, duurzamer en ethischer.
Tegelijk laat de meest recente Monitor Duurzaam Gedrag van Milieu Centraal zien dat het minderen van de consumptie van vlees en zuivel juist een grote bottle-neck is bij het verduurzamen van ons gedrag. Vlees- en zuivelconsumptie zijn ons heilige huisjes; blijf er af, ook hebben ze nog zo’n schadelijke impact op het milieu. Wellicht heeft die aversie te maken met het feit dat onze cultuur in Nederland, met haar agrarische identiteit, historisch gezien verweven is met de consumptie van vlees en zuivel. Generaties zijn opgegroeid met marketingcampagnes zoals “Joris 3-pinter” en “Melk de Witte Motor” die het drinken van melk promoten uit oogpunt van gezondheid. Ook het eten van vlees wordt dankzij de inspanningen van slimme marketeers geassocieerd met mannelijkheid en kracht. Het wordt gepromoot als noodzakelijk onderdeel van familiefeesten en feestdagen.
“Zodra mensen het gevoel krijgen dat ze onder druk worden gezet om minder vlees te eten, kiezen ze er juist voor om het tegenovergestelde gedrag te vertonen.“
Daar komt bij dat gewoontedieren zijn; onze vertrouwde patronen hebben we in beton gegoten. Als je al jaren gewend bent om iedere dag je boterhammen met kaas of ham mee te nemen naar je werk en in de avond een AVG-tje te eten, dan is het aanpassen van je eetpatroon best moeilijk.
Onze weerstand popt ook meteen op bij voorlichting over het minderen van vlees en zuivel. In de psychologie is het fenomeen bekend onder de naam ‘reactance’. Zodra mensen het gevoel krijgen dat ze onder druk worden gezet om minder vlees te eten, kiezen ze er juist voor om het tegenovergestelde gedrag te vertonen. Daarmee willen ze laten zien dat ze zelf controle en keuzevrijheid behouden.
We zijn zeer bedreven in het wegpoetsen van negatieve gedachten over ons gedrag omdat we cognitieve dissonantie willen voorkomen. Cognitieve dissonantie ontstaat als mensen handelen op een manier die niet overeenstemt met hun overtuigingen. Inmiddels weet nagenoeg iedereen dat minder dierlijke producten consumeren beter is voor het milieu en de eigen gezondheid. Als je dan toch vlees eet, worden er vaak onbewust strategieën gevolgd om het ongemakkelijke gevoel dat het oproept te verminderen. Zo gaan we op zoek naar informatie die past bij ons gedrag. Bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar bevestiging bij mensen om ons heen of in de media. Zelfs in de week zonder vlees en zuivel zien we dat de meeste supermarktketens onverminderd doorgaan met het aanbieden van gehakt, zalm of andere dierlijke producten met kortingen. Als we met deze boodschappen worden geconfronteerd kan dit zorgen dat onze cognitieve dissonantie vermindert. Immers als het vlees in de reclame is, dan is het toch niet zo erg om het te kopen? Je bent een dief van je eigen portemonnee als je het niet doet, toch? Of we gaan onze houding aanpassen zodat onze denkwijze klopt met ons gedrag. Bijvoorbeeld door onszelf te overtuigen van het “feit” dat het eten van dierlijke producten noodzakelijk om genoeg voedingsstoffen binnen te krijgen en zelfs normaal is.
Een ander veelvoorkomend mechanisme om ons ongemakkelijk gevoel te verminderen is door het rechtvaardigen van ons consumptiegedrag. ‘Anderen doen het toch ook?’ Of met redeneringen als: ‘Ik eet alleen vlees van dieren die een heel goed leven hebben gehad’.
Massale gedragsverandering als gevolg van de Week zonder Vlees en Zuivel is niet te verwachten. Hopelijk draagt het bij aan de bewustwording en inspireert het mensen tot het uitproberen van een plantaardiger dieet. Voor de gewenste grootschalige verandering is véél meer nodig: een verbod op vlees en zuivelreclame, geen limonadetaks op plantaardige melkvervangers, meer en eerlijker voorlichting etc. Alleen met systeemverandering in combinatie met een individuele benadering kan de norm en dus het gedrag op grote schaal veranderen.
Begin bij jezelf en kijk deze week eens hoever je komt: ga naar de supermarkt en kies eens een alternatief voor je gehaktbal, kijk op de site van ProVeg om je te laten inspireren of lees dit artikel van Just Enough met tips om je zuivelconsumptie te verminderen.