In een eerder artikel schreven we over ‘consumption corridors’ en het leven binnen de grenzen van de ander en de aarde. In dit artikel maken we dat concreter aan de hand van enkele kerndata.
Welvaart
In ons artikel over het Bruto Binnenlands Product kwamen het volgende mechanisme op het spoor:
- Welvaart is de mate waarin individuen en maatschappijen kunnen voorzien in hun noden;
- ‘Noden’ zijn zaken als onderdak, kleding, voldoende gevarieerd en goedgekwalificeerd voedsel, medicatie, mobiliteit, liefde, vriendschap, intimiteit en ontspanning;
- Om in die ‘noden’ te voorzien zijn goederen en diensten nodig;
- De omvang van de goederen- en dienstensector bepaalt het BBP;
- Maar dat wil niet meteen zeggen: hoe groter het BBP, hoe beter het is. Een economie gericht op welvaart, streeft geen eindeloze groei na. Als een zekere mate van welvaart is bereikt, is het goed, genoeg. Een groei-economie die functioneert als een autonome eenheid (alsof die zich voegt naar natuurwetten) kent zo’n begrenzing niet. Een dergelijke economie moet groeien en creëert naast noden, ook behoeften;
- Het probleem met behoeften is dat ze eindeloos zijn. De menselijke begeerte is onverzadigbaar. Dit in tegenstelling tot noden, die wél bevredigbaar zijn. Als behoeften onbevredigbaar zijn, dan heb je er altijd meer nodig om je honger te stillen. Hoe meer je hebt, hoe meer je wilt;
- Ons huidige streven naar economische groei is daarom vooral een ijdel streven om onbevredigbare behoeften te stillen. Het halsstarrige geloof in het idee dat dit kan – het vooruitgangsoptimisme – maakt dat we het blijven proberen, ook al toont de wetenschap dat juist een eenvoudig leven met betekenisvol werk en goede relaties met andere mensen, gelukkig maakt;
- Het geloof in de noodzaak van een immer groeiende economie, betekent de inzet van perverse prikkels. Consumptie is de brandstof van de economie. Immers: hoe meer consumptie, hoe meer productie, werkgelegenheid en handel. En om consumptie te stimuleren moet je mensen onbevredigbare behoeften aanpraten.
Om welvaart te creëren hebben we dus producten en diensten nodig die ons voorzien in onze bevredigbare noden. Producten komen tot stand in een productieproces. Economen onderscheiden daarbij drie productiefactoren: land, arbeid en kapitaal. Land omvat in deze definitie ook zee en is de verzamelnaam voor alle grondstoffen die we nodig hebben in het productieproces. Hout voor onze meubels en huizen, klei voor bakstenen, voedsel, zeldzame aardmetalen, katoen, ruwe aardolie, en ga zo maar door. Arbeid betreffen de mensen die met behulp van kapitaal de ruwe grondstoffen bewerken tot eindproducten. Kapitaal betekent in dit verband niet geld, maar machines.
In het productieproces begint dus alles met land. Het land levert de grondstoffen. Vanuit die redenering ontstaat de simpele vraag: hoeveel land is er per persoon beschikbaar? Met de huidige omvang van de wereldbevolking van 7,7 miljard mensen is er per persoon 1,7 hectare aarde beschikbaar. Hiervan is 1,35 hectare vruchtbaar. Als we ruimte willen overlaten voor wilde natuur en dieren, dan kunnen we als vuistregel vaststellen dat er circa 1 hectare aarde per persoon beschikbaar is. Natuurlijk kunnen er soms ook grondstoffen worden gewonnen uit zee of uit onvruchtbare gebieden zoals woestijn. Daarom kunnen we in de praktijk misschien leven van iets meer dan één hectare. Maar tegelijkertijd groeit de wereldbevolking nog altijd vrij hard en moeten we ook een wereld anticiperen waarin we met misschien wel meer dan tien miljard mensen samenleven. Ter illustratie: om een jaar lang gevarieerd en voldoende voedsel te eten dat op een natuur-gedreven manier wordt geproduceerd heb je circa 500 –1.500 vierkante meter, oftewel 0,05 – 0,15 hectare, nodig. Deze berekening is inclusief het uitgangspunt dat land elke zeven jaar een jaar braak ligt om de bodemkwaliteit te herstellen. Er blijft dan 0,85 – 0,95 hectare over voor ons huis, kleding, medicatie, enzovoorts.
De vuistregel is dus één hectare. Alles dat wij in het westen per persoon meer dan 1 ha gebruiken moet een ander het door ons noodgedwongen van minder doen. Ook gaat alles dat we meer dan één hectare gebruiken ten koste van de leefbaarheid van de aarde. Dit betekent dat deze kennis onherroepelijk tot de ethische vraag leidt welk recht wij menen te hebben om van meer dan één hectare gebruik te maken, terwijl dat ten koste gaat van anderen en de leefbaarheid van de aarde. Van hoeveel aarde leven wij eigenlijk?
De data voor Nederland zijn ontluisterend. In Nederland leven we gemiddeld per persoon van zes hectare voor alleen al onze materialen. Dat wil zeggen, zes hectare voor ons katoen, plastic, elektronica, hout, enzovoorts. Dit is nog exclusief land dat we nodig hebben om onze uitstoot van broeikasgassen te compenseren. Naar schatting is dat ongeveer vier hectare. In totaal leven we dus van tien hectare, met alle gevolgen van dien.
Deze berekening verklaart waarom de genoemde producten in het artikel over duurzaamheid als holle frase volgens ons nooit duurzaam kunnen zijn. Arla beweert bijvoorbeeld wel dat haar producten klimaatneutraal zijn, maar koopt daarvoor stukken grond op in arme landen om daar bomen te planten die de uitstoot van het bedrijf moeten compenseren. Het wordt daarmee schier onmogelijk om binnen de 1 hectare te blijven als consument. PVC kozijnen hebben een korte levensduur van circa 30 jaar. Op een gegeven moment droogt het kunststof op en wordt het poreus. Als PVC in de verbrandingsoven terecht komt, komen er veel zeer schadelijke gassen vrij. En de genoemde voorbeelden van de manier waarop nu op grote schaal bloemen worden geproduceerd in het artikel over het leven delen of auto’s in het artikel over marketing, geven hetzelfde aan: door deze producten te kopen en gebruiken kom je al snel aan de één hectare. En dat terwijl er alternatieven zijn, zoals Accoya hout dat zelfs onbehandeld tot wel drie keer zo lang mee gaat als PVC. Of een forse investering in het openbaar vervoer, om onze mobiliteitsbehoefte op te lossen.
Sociale voetafdruk
Behalve de ecologische voetafdruk is er nog de sociale voetafdruk. Bijna iedereen weet wel dat mensen in niet-westerse landen onder slechte omstandigheden werken voor onze producten. Mensen maken lange werkdagen, worden blootgesteld aan schadelijke stoffen en krijgen zo slecht betaald dat ze geen of onvoldoende toegang hebben tot een goed huis, gezondheidszorg, onderwijs voor hun kinderen en voedsel. Ook hier komt een ethische vraag om de hoek: Waaraan ontlenen wij het recht om, behoudens fysieke en mentale beperkingen, méér arbeid te vragen van een ander, dan we zelf geven?
We hebben ook berekend hoe groot onze sociale voetafdruk is. We beginnen honderd jaar geleden. In 1920 op het economische hoogtepunt, maar humane dieptepunt van Nederlands koloniale verleden werkten er ruim 800.000 Indische landarbeider (in voltijdequivalent) ten dienste van de Nederlandse economie. Dat komt neer op 0,6 voltijdsbaan per Nederlands huishouden. Tegenwoordig werken circa 14 miljoen mensen (in voltijdequivalent) in niet-westerse landen onder slechte tot zeer slechte omstandigheden ten dienste van de Nederlandse economie. Dat komt neer op 1,8 voltijdsbaan per Nederlands huishouden. We zien dus dat de uitbuiting en onderdrukking van arme en kwetsbare mensen ver weg in zowel absolute als relatieve zin enorm is toegenomen. Weliswaar oefenen we niet direct meer militaire macht uit om mensen te dwingen, maar hebben we wel de financiële macht om dit te doen. In eerdere artikelen van ons op Sargasso spraken we daarom over koopmacht. Je hier deel 1 en deel 2 lezen.
Wat is duurzaamheid?
Als we volgens de waan van de dag de nieuwsbulletins en actualiteitenrubrieken volgen, kunnen we de indruk krijgen dat alle duurzaamheidsproblemen op de agenda staan en binnen enkele decennia zullen zijn opgelost. We hebben de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties en we werken met Haags beleid en de Europese Green Deal toe naar een emissieneutraal en gifvrij Europa in 2050. Om dit te realiseren wordt fors geïnvesteerd in nieuwe technieken als warmtepompen, zonnepanelen en laadinfrastructuur voor elektrische auto’s.
Maar bovenstaande data en artikelen in wetenschappelijke toptijdschriften laten een heel ander geluid horen. Weliswaar zijn circulariteit en elektrificatie van de economie nodig, maar ze zijn op zichzelf onvoldoende om de aarde leefbaar te houden en om sociaal recht te borgen. Want daarvoor is meer nodig: een vergaande verandering van leefstijl. We moeten weer terug naar een eenvoudig leven, een leven van genoeg. In dit artikel dat we schreven voor Trouw kun je lezen waarom ‘groene groei’ niet de oplossing is.
Leven van genoeg
Leven van genoeg klinkt misschien als een onmogelijke opgave als we terug moeten van (gemiddeld) 10 hectare naar slechts 1 hectare en als we niet meer arbeid kunnen vragen van een ander dan we zelf geven.
Toch is het lang niet zo onbereikbaar als het op het eerste gezicht lijkt. Stel je gebruikt al je gebruiksgoederen twee keer zo lang als nu, dan heb je je materiaalverbruik al bijna gehalveerd. Als je een gemiddeld consumptiepatroon hebt ga je dan al van 6 naar iets meer dan 3 hectare. Helemaal halveren lukt op deze manier niet, omdat je verbruiksgoederen niet langer kunt gebruiken. Verbruiksgoederen verbranden, verteren, lossen op of verdwijnen anderszins op het moment van consumptie, zoals bijvoorbeeld voedsel en brandstof.
Als je behalve twee keer zo lang doet met producten, ook nog eens geen producten meer koopt die je niet nodig hebt en waar mogelijk spullen gaat delen, dan verklein je je impact nog verder. Een plantaardig dieet en reizen met openbaar vervoer levert ook veel winst op. Als je dat allemaal doet, zou je zomaar eens met 1 ha, of zelfs minder, kunnen leven.
Je kunt bepaalde vuistregels hanteren. We zetten het op een rij:
- Bedenk of je een product of dienst echt nodig hebt.
Stel middelgrote aankopen minstens een maand uit. - Zo ja, bedenk of je het al hebt en eventueel gerepareerd kan worden
- Zo nee, bekijk of het in je omgeving beschikbaar is en gedeeld kan worden
- Zo nee, bekijk of je het tweedehands kan kopen
- Zo nee, bedenk of er een handmatige versie van het product verkrijgbaar is (percolator i.p.v. koffiezetter)
- Schaf het product rechtvaardig aan.
Als je zo leeft, kan dat in de praktijk betekenen dat je bijvoorbeeld maar één smart device hebt. Dus een smart phone óf laptop óf tablet. Dat je minder kleding en spullen koopt. En ga zo maar door.
Er zit ook een bijzonder uitnodigende kant aan het verhaal. Je maakt dit soort keuzes niet alleen omdat ze moreel juist zijn. Je doet het ook niet alleen omwille van je geweten. Er is nog een heel andere reden: met een eenvoudige leefstijl kun je ook veel geld besparen. Volgens onze berekeningen kun je met een dergelijke leefstijl goed rondkomen van circa 85% van een modaal inkomen. Verdien je meer dan dat, dan kun je dus minder of rustiger gaan werken of geld weggeven aan anderen die het beter kunnen gebruiken. Als je ervoor kiest om minder te werken dan een fulltime-job, houd je meer tijd over voor andere dingen. Je kunt meer van je talenten benutten met hobby’s of vrijwilligerswerk. Je hebt weer meer aandacht voor anderen en je omgeving. Je ervaart meer rust en tevredenheid en ga zo maar door. Je kunt zodoende meer genieten en betekenis vinden. En zowel je lichamelijke als geestelijke gezondheid kunnen er fors op vooruitgaan. Ook hoef je geen hek om je huis te zetten of camera’s op te hangen want je hebt geen begerenswaardige producten en draagt niet bij aan ongelijkheid. Het is dan misschien weliswaar zo dat vliegen en vlees eten niet meer kan, maar datgene wat we zoeken in onze vakanties en voedsel, namelijk ontspanning, genot en aandacht, vinden we des te meer in andere zaken, zelfs in het alledaagse leven.
Leven van genoeg is daarmee een oplossing voor ecologische en sociale problemen. Je wordt er niet armer van, integendeel. Het is ongelooflijk verrijkend!